-->

Cabernet Sauvignon

Cabernet Sauvignon

Origine

Cabernet sauvignon komt oorspronkelijk uit het gematigd klimaat van Aquitaine, in het zuidwesten van Frankrijk, meer bepaald uit de de Médoc, in de Franse Bordeaux-streek.

Volgens studies en analyses omtrent zijn genetische erfenis is deze variëteit het resultaat van een kruising tussen cabernet franc en sauvignon.

Aroma's

Met zijn typische (of primaire) aroma's van zwarte bes en groene peper (vooral in koudere wijnjaren bij onvoldoende rijpheid) heeft jonge cabernet sauvignon ook geuren van zwarte kers, cederhout en specerijen. Nadien krijgen we toetsen van leder, zoethout, mokka en vanille wanneer de wijn in eikenhouten vaten rijpte.

Welk type wijn?

Cabernet sauvignon brengt normaliter krachtige en vlezige wijnen voort met een stevige tanninestructuur en een diepe kleur, zeker wanneer de druiven optimaal rijp geoogst werden. Over het algemeen zijn ze geschikt om op hout te rijpen, wat hen meer body en fijnere tannine geeft. Wanneer de wijnen jong zijn reduceren de krachtige tannine de soepele smaak. Dit is de reden waarom cabernet sauvignon een mannelijk en sterk druivenras wordt genoemd. Na voldoende rijping maken de vegetale aroma's plaats voor meer aangename en complexe smaken.

Aangeplante zones

Hoofdzakelijk staat cabernet sauvignon in het zuidwesten van Frankrijk aangeplant, in heel het bassin van Aquitaine, in de zone tussen Cahors, Toulouse en Pau. Niettemin vinden we deze druif ook in het zuidoosten van Frankrijk en langsheen de zuidwestelijke mediterrane kust, waar het meer recentelijk werd geïntroduceerd. Tot slot nog vinden we het op de oevers van de Loire en iets zeldzamer op de warme ondergronden nabij Anjou en Tours. De laatste 50 jaar kende dit druivenras een enorme expansie, van 8000 hectare in 1958 naar 60.385 hectare in 2006.

Rijping

Cabernet sauvignon is een relatieve late bloeier en rijper. In het algemeen bot deze druif dertien dagen later dan Chasselas, een ijkpunt onder de druiven, en is hij drie tot drie en een halve week later rijp dan chasselas, waardoor hij deel uitmaakt van de druivenrassen van de 2de periode.

Kracht

Cabernet sauvignon is een sterk druivenas met dikke ranken in vruchtbare condities. Het heeft heel lange twijgen met langwerpige internodiën en houtachtige hechtranken, waardoor het dus streng moet geleid worden. De snoei hangt af van de geografische zones en moet aangepast worden aan het klimaat: kort in moeilijke klimatologische condities (zuidoosten van Frankrijk) en langer in koudere klimatologische gebieden. Na het snoeien van cabernet sauvignon blijft er veel hard hout over, wat ook meer werkt vraagt. Soms heeft de rist last van uitdroging, een risico dat verhoogd wordt door het gebruik van bepaalde onderstokken als SO4.

Favoriete bodem

Cabernet sauvignon geeft vaak de beste resultaten op goed gedraineerde grond, kiezelachtig en eerder zuur met een goede ligging ten opzichte van de zon, zeker in gematigde klimatologische gebieden. In droge mediterrane streken houdt het van een diepe ondergrond die voor een constante voedseltoevoer zorgt, zeker bij zomerse droogte.

Ideaal klimaat

Dit druivenras uit het Franse zuidwesten houdt van warme zomers, met name op het eind van het seizoen, waardoor de juiste temperatuurcondities voor een volledige rijping van de druiven zorgen. Niettemin is het flexibel genoeg om het ook in warmere regio's goed te doen, zoals tussen Nice en Perpignan.

Gevoeligheid voor ziektes en plagen

Dankzij zijn dikke schil is cabernet sauvignon niet erg gevoelig voor grijsrot. Daarentegen is het heel vatbaar voor houtziektes als eutypiosis en esca, alsook voor echte meeldauw (oïdium). Het moet aangeplant worden op een goed doorlaatbare ondergrond om zo het teveel aan water tussen de rijen te minimaliseren.

Gebruik

Cabernet sauvignon wordt enkel gebruikt voor wijn.

Herkenningspunten

Om cabernet sauvignon te herkennen moeten we naar de jonge bladeren kijken die roodachtig zijn van kleur met wat brons. De volwassen bladeren hebben niet onmiddellijk een opvallend geometrische vorm en hebben een eerder afgeronde, orbiculaire vorm. Ze hebben zeven tot negen lobben met een petiolaire sinus die licht overlappende lobben heeft, waarvan de basis soms gelimiteerd wordt door de nerf vlakbij de petiool. De laterale sinussen hebben meestal een vlakke of een U-vormige basis. De lobben zijn gemiddeld tot grof getand met convexe zijden. Het blad heeft een bubbelachtig oppervlak en bezit aan de onderkant een dun laagje platliggende haartjes. De trossen en de bessen van cabernet sauvignon zijn klein.